Ze was wel een apart kind toen ze bij ons
in de, ik geloof vijfde, klas van de lagere school kwam. Ze was klein, had een
Amsterdams accent, had al borsten en okselhaar. Thuis hadden ze twee of drie
poedels , zo’n glazen kast met protserige beeldjes en ze waren heel muzikaal.
Haar moeder was pianolerares en haar vader werd dirigent van het jongerenkoor.
De kerk was aardig in shock toen de mis veranderde in een swingende show
waarbij pa met de saxofoon bijna op het altaar stond om een toegift te geven.
Waarom ik met haar speelde weet ik niet
precies. Ik vond hen geloof ik wel interessant, maar ook wel een beetje zielig,
ze was een buitenbeentje én enig kind.
Toen ze na een jaar of twee ging verhuizen
naar het westen van het land heb ik nog een tijdje met haar geschreven. Tijdens
een stage in haar woonplaats 10 jaar later, “wipte” ik even aan. Nog zo’n 10
jaar later ging ik hier zélf wonen en ontdekte bij het organiseren van de
schoolreünie dat zij hier nog steeds woonde. Ze woonde met haar 36 jaar nog
steeds bij haar vader en moeder, net als 25 jaar terug,. Het verhaal erachter
is eigenlijk wel triest, want door een auto-ongeluk kon ze haar
conservatoriumopleiding niet afmaken en was ze nu aan het revalideren. Geen
partner, geen kinderen…. Ik had een soort vragenlijstje gemaakt voor alle
klasgenootjes, waarin ik vroeg naar hun opleiding na de lagere school, of ze
getrouwd waren of kinderen hadden en natuurlijk was ieders leukste en slechtse
herinnering was aan de klas. Daarvan maakte ik een boekje om aan iedereen uit
te delen. Uit haar reactie (de ingevulde vragenlijst deed ze door mijn
brievenbus terwijl ik gewoon thuis was) bleek, dat ze erg door onze klas gepest
was en bijna was gestikt toen we haar aan haar lange sjaal trokken. Ik kon me
hier niet zoveel van herinneren, maar schaamde me diep voor het geval dit echt
waar was. Uiteraard had ze geen behoefte aan een weerzien met de klas.
Zo’n 4 jaar later haal ik S. op bij de
peuterspeelzaal. Terwijl ik de tweelingwagen het speelpleintje op rij, zie ik
dat de oudjes van het aangrenzende verzorgingscomplex nu ook buiten zitten op
dit pleintje. Een jonge vrouw met een hele grote donkere zonnebril en
opgestoken haar zingt met een iel stemmetje en zichzelf begeleidend op de
gitaar, allemaal ouderwetse liedjes in het genre van “daar bij die molen”.
Hoewel ik haar gezicht en haar ogen niet goed kan zien, krijg ik het
donkerbruine vermoeden dat ZIJ het is! Ze neemt even pauze en ik stap op haar
af. “Ben jij Tonny?” “Ja”, zegt ze. “Ken je mij nog?”, vraag ik. Even zie ik
haar opkijken boven haar zonnebril uit. “Ja, jij bent Antoinette”. Ik vind deze
ontmoeting best heel toevallig en bizar, maar zij blijft er heel rustig, bijna
onbewogen onder. Ik wijs nog even mijn kinderen aan, vertel dat ik er nu vijf
heb in plaats van twee en zeg haar weer gedag met “Wie weet zien we elkaar nog
wel op een volgende reünie…..”. Hoe is het toch mogelijk hoe levens zo anders
kunnen lopen, terwijl we ook nu weer in dezelfde omgeving terecht zijn gekomen.
Later lees ik een stukje in de krant over
het succesvolle optreden van “de M………” (jawel, het nichtje van Rinus) in het
plaatselijke verzorgingshuis, waarbij moeder en dochter met hun gitaren oude,
herkenbare liedjes ten gehore brengen uit vervlogen tijden.
Het zat er gewoon al in dat ze zo zou
worden, denk ik mezelf schamend…. Iets
in me wil haar wel opzoeken, maar ook nu zou ik het weer doen omdat ik haar een
beetje zielig vind en dus doe ik het nu niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten