“Mam, wil je Flappie maken?”, vraagt M.
terwijl ze naar me toe komt met haar mintgroene flanellen lappeknuffel. Ik zie
dat de slierten stof voorheen allemaal aan elkaar hebben gezeten tot één lap
stof. Het tricot van de kop vertoont weer gaten. Het is een triest gezicht, Flappie
is bijna vergaan. Alleen het mutsje is nog goed, maar die heb ik dan ook een
paar jaar geleden vervangen.
Sinds de geboorte van M., bijna 10 jaar
geleden, ligt Flappie al in haar bed. M. brengt zichzelf in slaap door met een
monotoon gezoem haar hoofd heen en weer te schudden, waarbij haar lijf helemaal
meerolt. (Dit overigens tot ergenis van haar zussen die in dezelfde kamer
slapen.). Flappie houdt ze dan, met haar hand net onder de kop, stevig tegen
zich aan. En zonder Flappie kan ze niet slapen.
Ik bekijk hem nog ‘ns goed en deel M. mede
dat ik m’n best zal doen, maar niet weet of ik er nog iets van kan maken. Dit
is echt de laatste keer dat ik er iets aan doe. Met een aantal rijgdraden en
grove steken zet ik de slierten weer aan elkaar. De stof van het gezichtje
wordt weer vastgezet aan de rand van de muts en ik steek een paar keer door in
de vulling. Eigenlijk is er geen eer meer aan te behalen. Maar goed, ze is heel
blij met m’n actie en rollebolt zich weer met Flappie in slaap. Eén van de
weinige momenten dat ze nog gewoon m’n kleine meisje is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten